Vol trots en enthousiasme vertellen onze collega’s Linda, Rudy, Jacco en Feronique in weekblad De Toren over hun werk op de ambulance. Lees het artikel hieronder.
Als er iemand met spoed naar het ziekenhuis moet, gebeurt dat in de meeste gevallen per ambulance. Zien we een ambulance met noodsignalen rijden, dan leggen we meestal ook direct de link met een spoedopname in het ziekenhuis. Voor de meeste mensen zijn ambulance en ziekenhuis daardoor zo onlosmakelijk met elkaar verbonden dat zij verrast zijn als ze horen dat de ambulancedienst geen onderdeel is van het ziekenhuis, maar een zelfstandige organisatie. Toch is dat nooit anders geweest.
Linda, Rudy, Jacco en Feronique vertellen vol trots over hun werk op de ambulance. Bron: De Toren
In 1910 was in Hardenberg garage en taxibedrijf A. Smid verantwoordelijk voor het ziekenvervoer dat toen overigens nog in niets leek op de huidige ambulancediensten. Patiënten werden zittend vervoerd, per taxi. Eind jaren 40 maakte Smit wel één van zijn zes taxi’s geschikt voor liggend ziekenvervoer. In 1966 startte Taxi De Jong met het ziekenvervoer, waarvoor auto’s werden omgebouwd door de firma Visser in Leeuwarden, waar ook nu nog bussen worden omgebouwd tot ambulance.
Rudy Feldkamp kwam in 1989 als ambulanceverpleegkundige in dienst bij De Jong. “In grotere steden als Zwolle werd het ambulancevervoer vaak uitgevoerd door GGD’s en enkele grote particuliere diensten. Zij hadden verpleegkundigen en chauffeurs in dienst. In kleinere steden en op het platteland werd het ambulancevervoer doorgaan verzorgd door taxibedrijven. Daar had je naast verpleegkundigen en chauffeurs ook ambulancebegeleiders. Chauffeurs en begeleiders hadden een EHBO-diploma en een diploma voor chauffeur of begeleider van SOSA (Stichting Opleiding en Scholing voor Ambulancepersoneel). Voor ambulanceverpleegkundigen waren de opleidingseisen zwaarder: Verpleegkundigendiploma A en/of B en SOSA-diploma voor ambulanceverpleegkundige. Vanaf 1992 werd het verplicht een verpleegkundige ‘achterin’ te hebben. De meeste begeleiders gingen toen verder als chauffeur een enkeling liet zich omscholen tot verpleegkundige”.
Jacco Visscher was al taxichauffeur bij De Jong voordat hij in 1994 ook als ambulancechauffeur ging werken. “We werkten toen maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur met daarnaast piketdiensten. Piket had je een week lang buiten de normale werkuren om. Eén week eerste dienst waarbij je als eerste werd opgepiept, dan een week geen piket en vervolgens een week tweede dienst, dan werd je opgepiept als er een tweede ambulance nodig was. In de vakantieperiode was je soms wel drie weken aan huis gekluisterd wanneer een ander vakantie had. Nu hebben we een beter werkrooster met geen piketdiensten en meer vrije tijd”.
In 2001 gingen de ambulancediensten en de vier ambulances van Hardenberg, Ommen en Dedemsvaart over naar RAV (Regionale Ambulance Voorziening) IJssel-Vecht, het huidige Ambulance IJsselland. Piketdiensten zijn er nog steeds, dat zijn nu 24-uursdiensten die naast de dagdienst wordt gehouden. “De dagdienst doet het besteld vervoer – de vooraf geplande ritten, maar probeert wel de collega’s die piketdienst hebben overdag uit de wind te houden. Meldingen voor een spoedrit gaan dan eerst naar de dagdienst. Maar op drukke dagen kan het voorkomen dat je toch de hele dag rijdt”, legt Feronique Maat uit, sinds 2010 ambulancechauffeur. En drukke dagen zijn er nu meer dan in het verleden. “Er zijn meer inwoners, dus is er meer verkeer. Maar er zijn nu ook veel meer ouderen, waardoor we ook vaker te maken hebben met breuken als gevolg van een val en bijvoorbeeld ook hersenbloedingen”.
Als chauffeur werkt ze elke rit samen met een verpleegkundige. Omdat het gaat om de gezondheid van mensen en spoed vaak geboden is, moeten beiden goed op elkaar ingespeeld zijn, ook al wordt er niet gewerkt in vaste koppels. Een duidelijk afgebakend takenpakket helpt daarbij. Zo checkt de chauffeur voor de dienst begint altijd de technische staat van de auto en checkt de verpleegkundige de medische apparatuur. De zogenaamde ‘spoedkoffer’ checken ze samen. Feronique: “Tijdens de dienst werk je vanuit die spoedkoffer. Als chauffeur werk je proactief assisterend, sluit apparatuur aan, doet metingen van de vitale functies en assisteert de verpleegkundige”. Linda Sietzema, ambulanceverpleegkundige sinds 2019, moest daar wel aan wennen: “Ik vond het in het begin gek dat die taken zo strikt gescheiden zijn, maar ik merkte al snel dat het juist heel praktisch is. Je krijgt zo heel snel gegevens binnen waarop je kunt voortborduren. Heeft de patiënt pijn op de borst? Dan maakt de chauffeur een hartfilmpje waardoor ik een diagnose kan stellen. Daarbij werken we met vaste protocollen. Op basis daarvan beslis je of een patiënt naar het ziekenhuis moet of thuis kan blijven met een doorverwijzing naar de huisarts. De communicatie is ook altijd heel strak, je moet soms heel snel een beslissing nemen en of je ter plaatse blijft of dat je de patiënt snel vervoert naar het ziekenhuis en onderweg verder gaat met informatie inwinnen”.
Het met spoed een gewonde naar het ziekenhuis brengen vergt een bijzondere rijvaardigheid van de chauffeur. Feronique: “Spoedrijden is iets anders dan hard rijden. Je moet wel snel zijn, maar ook rekening houden met de conditie van de patiënt. Bij iemand met neurotrauma moet je abrupte bewegingen vermijden. Je kunt dan niet hard remmen en rotondes moet je heel langzaam nemen”. En dan zijn er ook nog medeweggebruikers die het de naderende ambulance soms onbedoeld lastiger maken. Bijvoorbeeld omdat de autoradio zo hard staat dat ze de sirene niet horen. Maar ook als mensen wel ruimte willen maken, kan dat fout gaan. “Sommigen schieten zo de berm in. Levensgevaarlijk. Dan slippen ze in de berm en schieten ze terug de weg op, net als wij hen inhalen. Mensen moeten zichzelf niet in gevaar brengen”. Maar wat dan wel? “Ga zoveel mogelijk naar rechts. En nader je toevallig een rotonde? Rij dan een extra rondje, dan weet je zeker dat je niet voor de ambulance blijft rijden”.
Eén ding staat voor chauffeurs en verpleegkundigen vast: ze hebben een prachtig vak. Feronique: “Het is zó afwisselend. Je weet bij het begin van je dienst nooit waar je die dag terecht komt. Zo werk je in de intimiteit van iemands slaapkamer, een moment later sta je met je voeten in de sloot, of op het ijs, of op een camping. Het is heel mooi om mensen bij te kunnen staan in heftige situaties”. Linda vult aan: “En soms is de gelegenheid ook heel mooi, zoals bevallingen”. Feronique: “Op de ambulance maken we alles mee, van de start van het leven tot het eind van het leven en alles er tussenin”. Samen concluderen ze dat ze de mooiste baan van de wereld hebben.